Fundatis Update 9

fundatis header

expertise

5 (toekomstige) uitdagingen bij onderwijslogistiek

Erik JansenErik Jansen, onderwijslogistiek-expert, heeft zijn werk sinds 2000 sterk zien veranderen. Was hij in het begin nog vooral bezig met het invoeren van applicaties, nu heeft zijn vak steeds meer raakvlakken met andere processen binnen het onderwijs. En hierbij zal het niet blijven. Hij ziet 5 belangrijke uitdagingen binnen zijn vakgebied.

De waardering van studenten wordt steeds belangrijker
Studenten worden steeds meer gezien als klanten. Door deze benadering hopen onderwijsinstellingen onder andere meer studenten aan te trekken. Bij het maken van roosters wordt daarom steeds meer geprobeerd om belangen van studenten te borgen (dan wel beloftes aan hen na te komen). Persoonlijke roosters zijn hiervan een voorbeeld. Het invoeren van persoonlijke roosters betekent nogal wat voor onderwijsinstellingen. Veel hogescholen denken nog heel erg vanuit het idee van klassen. Bij een persoonlijk rooster stap je hier juist vanaf. Daarnaast wordt er in Nederland geprogrammeerd en gepland voor studenten die nominaal studeren. De aanname is dat alle studenten van een bepaalde opleiding deze volgen via dezelfde route en dat zij slagen voor alle tentamens en toetsen. Als een student bijvoorbeeld het jaar ervoor achterstand heeft opgelopen, dan wordt daar geen rekening mee gehouden. Applicaties kunnen het persoonlijk rooster faciliteren. Het geeft een student bijvoorbeeld inzicht in wat hij geacht wordt te doen, maar ook in wat hij nog moet inhalen. Bij persoonlijke roosters is het daarnaast belangrijk dat de te volgen vakken eerder bekend zijn en dat studenten zich vroeger inschrijven. De processen moeten hierop ingericht worden.

Meten = weten
Analytics worden steeds belangrijker. Bij de VU zijn ze bijvoorbeeld al een aantal jaar bezig om met behulp van verschillende indicatoren te voorspellen hoe groot de kans is dat studenten binnen drie jaar afstuderen. Ook wordt er gekeken naar de gemiddelde cijfers op de eindlijst om het succes van studenten in te kunnen schatten. Het liefst zou de VU eigenlijk de uitkomsten willen delen met middelbare scholen om hen te helpen bij het (bij)sturen van studenten en hen voor te bereiden op het maken van de juiste keuzes voor het hoger onderwijs. Intern gebruikt de VU deze informatie bijvoorbeeld om in te schatten hoeveel extra begeleiding er moet worden ingezet. Dit alles gebeurt met het doel meer rendement uit de opleidingen te halen. In de toekomst zullen waarschijnlijk ook de gevolgen van de manier waarop wordt geroosterd worden onderzocht. Vraagstellingen kunnen zijn: worden slagingspercentages beïnvloed door het moment waarop studenten hun (werk)college hadden? Nu worden hoorcolleges vaak in het begin van de week gehouden en werkcolleges aan het eind. Maar is dat wel zo effectief? Daarnaast zal ook gemeten worden hoe het zit met het gebruik van een zaal. Hoe vaak wordt een zaal eigenlijk gebruikt en hoe vol zit deze, maar ook: hoe geschikt is een zaal voor een bepaalde activiteit? Als dit bekend is ontstaat meer grip op de situatie en kun je gaan sturen.

Logistieke randvoorwaarden en consequenties worden meer meegewogen
Bij het ontwerpen van onderwijs worden de logistieke randvoorwaarden en consequenties steeds meer meegewogen. Veel onderwijsinstellingen zijn bezig met flexibilisering van het onderwijs. Belangrijk hierbij is dat de instelling goed weet hoeveel flexibiliteit zij studenten wil en kan bieden. Als studenten bijvoorbeeld helemaal hun eigen programma samenstellen, hoe wordt dan gegarandeerd dat ze aan het eind van de rit alle vakken hebben gevolgd? Waar dreigen bottlenecks te ontstaan omdat studenten eerst een bepaald vak moeten hebben gevolgd voordat ze een ander vak kunnen doen? Als dat eerste vak vol zit of maar een keer per jaar wordt aangeboden dan lopen studenten vertraging op, wat de instelling ook geld kost. En hoe zorg je ervoor dat al die flexibiliteit ook nog te roosteren valt? Hier moet dus wel een goede balans in zijn en blijven. Soms is die balans weleens zoek. Er wordt bijvoorbeeld bepaald dat er in kleinere groepen moet worden gewerkt. Maar als er onvoldoende is nagedacht over of hier wel genoeg ruimtes beschikbaar voor zijn, kan er een capaciteitsprobleem ontstaan. Daarom is het belangrijk om bij dit soort besluiten van tevoren de gevolgen voor het logistieke proces goed te overdenken. Moeten de lesdagen bijvoorbeeld langer worden? Of moeten er extra lesruimtes komen? En is dat ook mogelijk? In sommige gevallen is de conclusie dat de faciliteiten grenzen stellen aan wat je op onderwijskundig vlak kunt bieden.

Instellingen stoten m2 af
Je ziet steeds meer dat onderwijsinstellingen met beperktere m2 gaan werken. Ze stoten bijvoorbeeld ruimte af of besluiten geen m2 meer toe te voegen, ondanks een groeiende instroom. Zo besloot Hogeschool van Amsterdam al haar locaties in Amsterdam te concentreren in één gebied: de Amstelcampus. Hierdoor moesten ruimtes gedeeld gaan worden door faculteiten, wat men niet gewend was. Ook moeten met minder m2 de ruimtes beter benut worden. Dit zorgt voor uitdagingen in het onderwijslogistieke proces. Een oplossing kan zijn: het docentloos roosteren of, iets minder vergaand, afspreken dat het onderwijsrooster leidend is voor andere afspraken van docenten. Nu wordt bij het roosteren vaak gekeken naar wanneer welke docent beschikbaar is. Dit zorgt voor veel beperkingen in het rooster. Met docentloos roosteren laat je dit los. Uitgangspunt is het onderwijs dat gevolgd moet worden. De inzet van docenten wordt hierop aangepast. Een andere uitwerking werd door de Wageningen Universiteit gegeven. Om het ruimteprobleem daar op te lossen, zijn de dagen verlengd. Colleges worden niet meer standaard tussen 8.30 en 17.15 uur gepland, maar vinden ook ’s avonds plaats. Hierdoor hebben ze meer timeslots tot hun beschikking gekregen zonder dat het aantal ruimtes stijgt. Het werken met minder m2 vergt veel beter plannen, ruimtes delen tussen opleidingen en goed meten wat er gebeurt in ruimtes om snel te kunnen inspringen op veranderingen. Dat laatste kun je adaptief roosteren noemen. Dat wil zeggen dat studenten wellicht iedere week in een andere ruimte zitten als die geschikter blijkt te zijn.

Betere forecasting
De verwachting is dat instellingen steeds meer gaan toewerken naar betere forecasting over het aantal te verwachten studenten voor vakken. In de VS is dat al langer aan de hand en ook in het Verenigd Koninkrijk zie je dit gebeuren. Er wordt dan geanalyseerd vanuit het SIS wat bijvoorbeeld slagingspercentages zijn. Hiermee kun je dan beter voorspellen hoeveel studenten doorstromen. Zeker als het idee van vouchers voor studenten doorgaat, waarmee studenten ervoor kunnen kiezen om hun studie tijdelijk te onderbreken, wordt het belangrijk voor instellingen om te weten hoeveel studenten ze kunnen verwachten. Cijfers en voorspellingen gaan mede bepalen hoe bepaalde processen ingericht gaan worden. Op deze manier kan er een efficiencyslag gemaakt worden. Er zal ook meer nagedacht worden over het zo slim mogelijk inrichten van processen. Belangrijk is hierbij wel dat bijvoorbeeld SIS-systemen gevuld zijn met de juiste en de meest actuele gegevens. Dit betekent dat de juiste gegevens door de juiste mensen op de juiste tijd aangeleverd moeten worden.

Erik Jansen ziet al deze ontwikkelingen op een positieve manier tegemoet. Het zorgt voor een verbreding van zijn vak en meer intellectuele uitdaging. In de afgelopen 15 tot 20 jaar zijn onderwijsinstellingen steeds meer gaan inzien dat processen samenhangen en afhankelijkheden kennen. Het begrip onderwijslogistiek is ontstaan en dat drukt uit dat we in ketens moeten denken. Voor onderwijsinstellingen zal het een uitdaging worden om wat er binnen een instelling gebeurt op elkaar af te stemmen. Verschillende applicaties moeten goed met elkaar kunnen communiceren en ook op de juiste manier worden gevuld.

Om goed op de onderwijslogistieke ontwikkelingen in te kunnen spelen pleit Erik ervoor om roostermakers al te betrekken bij de planningsfase van nieuwe ontwikkelingen en ze echt sparringpartner te maken van de onderwijsontwikkelaars. Roostermakers krijgen dan meer de rol van onderwijslogistiek-experts. Door samen de plannen te bespreken kan de capaciteit en het beschikbare aantal uren direct meegenomen worden. Hiermee worden bijvoorbeeld capaciteitsproblemen na invoering van veranderingen voorkomen.

naar boven

Interview

Hacken in het onderwijs is big business

salon bijeenkomst“Hackende scholier legt steeds vaker schoolsysteem plat”, kopte RTLnieuws op 16 november. Dat de bedreigingen niet alleen van binnen de organisatie komen, hebben diverse IT-directeuren al aan de lijve mogen ondervinden. Bob van Graft, IT/CIO bij de Vrije Universiteit en tevens de Corporate Information Security Officer (CISO), nam ons tijdens de salon op 13 april mee in de wereld van hacken, malware en crisisbeheersing.

Van grap naar serious business
‘Hacken’ begon in de jaren 80 met wat ‘grapjes’. Er werd hier en daar gemanipuleerd met data. Gewoon om te kijken wat je hiermee kon bereiken. Maar vanaf de jaren 90 werd het serieuzer. We kregen te maken met fraude. Hacken werd serious business. Er viel een hoop geld mee te verdienen. Vandaag de dag blijft 95% van de studenten die opgeleid worden in data-security aan de goede kant. Voor ongeveer 5% lonkt de duistere wereld.

Sessies met hoogleraren
In 2014 was er binnen de VU nog niet veel besef van security en het belang ervan. Na de invoering van onder andere wetgeving op dit gebied, zoals de Wet meldplicht datalekken en de privacywet kwam er meer bewustwording over de risico’s die spelen op het gebied van data. Je hebt bijvoorbeeld te maken met intellectueel eigendom dat je moet je beschermen. “Deze bewustwording leidt tot mooie gesprekken”, vertelt Bob. “Ik heb regelmatig sessies met hoogleraren over hoe zij hierin zitten. Ik merk ook dat zij nu gericht naar me toe komen met vragen. Ik ben er dan ook van overtuigd dat als je echt mee wil denken over security-issues, het belangrijk is dat je een serieuze gesprekspartner bent binnen de organisatie.”

Een goede balans
Wat altijd lastig blijft, is de balans te behouden. Veel onderzoekers werken internationaal. Ze wisselen onderzoeksgegevens met elkaar uit. “Dit moet echter wel veilig gebeuren”, licht Bob toe. “Er mogen geen data gelekt worden, maar onderzoekers moeten wel hun werk kunnen doen. Het is dan goed om samen te kijken welke maatregelen getroffen kunnen worden. Ook dienen wetenschappers goed te weten welke vrijheden ze hebben bij het uitoefenen van hun werk.”

Bedreigingen op het netwerk
“Op de campus van de VU lopen elke dag 30.0000 mensen rond. Zij maken continu gebruik van verbindingen en allerlei IT-programma’s. Elke dag zijn er wel tientallen bedreigingen op het netwerk. Deze komen van binnen en buiten. Soms wordt er moedwillig geprobeerd het netwerk onderuit te halen. Sommigen doen dit om hoger in de ‘hacker-ranking’ te komen, anderen hacken voor de lol.”

Awareness is essentieel
Je kunt op het gebied van IT veel beveiligingsmaatregelen nemen, maar je kunt de risico’s nooit voor 100% dichttimmeren. Daarom is awareness zo belangrijk. Voor veel studenten lijkt databeveiliging ver van hun bed. Het team van Bob gaat daarom regelmatig met hen in gesprek. “We geven concrete voorbeelden over hoe mis het kan gaan als je bijvoorbeeld onzorgvuldig met data omgaat”, zegt Bob. “Zo kun je denken aan cybercriminelen die heel subtiel te werk gaan. Ze verzamelen bijvoorbeeld id’s van studenten die een interessante studierichting volgen. Jarenlang wordt deze informatie opgebouwd. Als de student dan na zijn studie in een beroep als accountant, jurist of bestuurder werkt, kan hij daar ineens mee geconfronteerd worden. Criminelen kunnen dan een heel dossier van een student hebben opgebouwd, inclusief foto’s uit de studententijd en zouden hem daarmee kunnen chanteren.”

Afweging tussen veiligheid en businesscontinuïteit
Maar het lastigste van het security-vak in het onderwijs, onderzoek en zorg is wel de continue afweging tussen veiligheid en businesscontinuïteit. “Goede beveiliging is duur”, legt Bob uit. “Daarom is een goede dialoog met het College van Bestuur essentieel. Samen met hen worden diverse zaken besproken. Hierbij kan het gaan over afwegingen als geld in firewalls steken of de middelen gebruiken voor het onderwijs. De meerwaarde van het invoeren van bepaalde maatregelen moet duidelijk worden afgewogen. Door deze manier van werken kom je tot een verantwoorde en evenwichtige aanpak.”

naar boven

Klantcase

Het nieuwe Studielink: een moderne schakel tussen student en instelling

studielinkStichting Studielink is een landelijke voorziening die het inschrijven van studenten voor een opleiding aan een hogeschool of universiteit ondersteunt. Via de applicatie van Studielink, regelen studenten zelf hun (her-)inschrijving bij een hogeschool of universiteit in Nederland. In 2015 besloot de Stichting Studielink een nieuwe applicatie te laten bouwen. Dit werd een herbouwproject, waarbij Fundatis de rol van kwaliteitsmanager vervult.

Het nieuwe Studielink klaar voor de toekomst
Met de Studielink-app kunnen studenten zich op één plek in- of uitschrijven, of een adreswijziging doorgeven. De Studielink-applicatie maakt een koppeling met het inschrijfproces en systemen op de instellingen. De huidige architectuur van Studielink is na vele jaren toe aan vervanging. Om in de huidige en toekomstige ambities te kunnen voorzien besloot de Stichting Studielink daarom de applicatie opnieuw te laten bouwen. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in een herbouwproject samen met de leverancier QDelft. Fundatis vervult in het project de rol van kwaliteitsmanager en is daarmee sparringpartner voor opdrachtgever, opdrachtnemer en projectleider.

Moderne technologie op een moderne manier ontwikkeld
Doel van het project is de bestaande Studielink-functionaliteit te herbouwen met als resultaat een nieuwe architectuur gebaseerd op moderne technologie, waarmee het is voorbereid op de toekomst. De herbouw richt zich in eerste instantie op de herbouw van het bestaande met een beperkte hoeveelheid functionaliteit. Reden hiervoor is dat het doel is om in eerste instantie het koppelvlak met de instellingen ongewijzigd te laten.

De onderwijsinstellingen, studenten en andere ketenpartners zijn intensief betrokken bij dit project om een goede aansluiting te hebben bij de praktijk. De nieuwe Studielink-applicatie wordt volgens een agile werkwijze ontwikkeld. Bij deze werkwijze worden risico’s verminderd door software te ontwikkelen gedurende korte, overzichtelijke perioden. Deze worden ‘sprints’ genoemd. Aan het eind van elke sprint zal er een product worden getoond, getest en beoordeeld. Belangrijk voordeel ten opzichte van meer klassieke ontwikkelmethodes is dat er niet eerst maanden wordt ontworpen en daarna maanden wordt gebouwd, maar dat er snel zichtbaar resultaat wordt geboekt.

Deze werkwijze klinkt goed en eerlijk gezegd is dat het ook. Een nieuwe werkwijze betekent echter ook een nieuwe manier van sturen. In sommige projecten is ‘agile’ werken soms een excuus om zonder strakke resultaatafspraken te werken en maar te kijken waar men uitkomt. In dit project met belanghebbenden als DUO, de SIS-leverancier, instellingen en niet in de laatste plaats Studielink zelf, is het belangrijk grip te houden op wat wordt opgeleverd en wanneer. Deze klassieke maar reële verwachting stelt de programma-organisatie voor de nodige uitdagingen. Er wordt agile ontwikkeld maar het gewenst eindproduct is bekend en moet worden bereikt voordat studenten kunnen werken met het nieuwe Studielink.

Inmiddels is de eerste serie van sprints voorbij, heeft de eerste deeloplevering plaatsgevonden en is deze ook getest door instellingen. Binnenkort start het testen van de tweede oplevering met meer en meer complexe functionaliteiten. Een groot aantal instellingen zal dan datgene dat is opgeleverd ook uitgebreid gaan testen. Uiteindelijk wordt op deze manier doorgebouwd tot de eerste weken van 2018. De verwachting is dat instellingen in het vroege voorjaar van 2018 kunnen overstappen naar het Nieuwe Studielink.
Parallel aan het ontwikkelen van de nieuwe applicatie wordt het huidige berichtenverkeer tussen de instelling en de huidige Studielink-applicatie onderzocht. De verwachting is dat door dit berichtenverkeer te monitoren QDelft een goed inzicht krijgt in alle varianten en uitzonderingen. Hiermee zal de uiteindelijke overgang minder groot zijn én minder risicovol verlopen.

Over de kwaliteitsrol van Fundatis in het project
Een kwaliteitsrol zoals Fundatis die vervult is beperkt in omvang. Het is tenslotte niet de bedoeling het project ‘over te nemen’. Aan de ene kant is de rol vraaggestuurd: waar nodig en waar gevraagd treedt de QA-manager op als sparringpartner voor opdrachtgever, opdrachtnemer en projectleiding, geeft hij/zij onafhankelijk advies over de opgeleverde producten en denkt hij/zij mee over de inrichting van het project en het mitigeren van risico’s. Aan de andere kant zal de kwaliteitsrol later in het traject rondom de formele opleveringen meer toetsend van aard zijn. We checken dan of het juiste proces gevolgd is en of de juiste personen betrokken zijn geweest bij het beoordelen van de kwaliteit.
Wilt u meer weten over een kwaliteitsrol vanuit Fundatis op uw project? Neem dan contact op met Walter Groen via Walter.Groen@Fundatis.nl

naar boven

Voor u gelezen

Giftige communicatie

boek giftige communicatie

Titel: Giftige communicatie
Auteurs: Sandra Hertogh en Annemarie van der Wel

Ik hou van gedoe en vooral van het oplossen daarvan. De ondertitel van dit boek (“Het voorkomen en oplossen van gedoe op het werk”) vormt een enorme uitnodiging om het te gaan lezen. Dit geldt ook voor de kracht die het woord ‘giftig’ in zich heeft als het gaat om de oorzaak van gedoe. Ik voorzie meteen al veel emotie, lokaas, primaire reacties en een oproep tot ‘het echte gesprek’.

Verwijten en verdedigen: een giftig duo
Dit is zo’n boek dat gewoon met de deur in huis valt. In de eerste twee hoofdstukken worden gelijk de vier soorten giftige communicatie geïntroduceerd: Verwijten, Verdedigen, Vermijden en Verachten. De eerste twee worden neergezet als een duo, dat elkaar als een actie en reactie opvolgt. Een verwijt ontstaat doordat een (niet-geuite) behoefte wordt genegeerd; een verdediging is vaak een (onbewuste) reactie op een verwijt. Leren zeggen of vragen wat je nodig hebt zonder een verwijt te maken is hèt recept om gedoe te voorkomen.

Hopen dat het vanzelf wel voorbij gaat
Hoor je een verdediging, dan ging daar meestal een (ervaren) verwijt aan vooraf. Met een verdediging zeg je eigenlijk: “Ik kon er niets aan doen, het ligt niet aan mij”. Zo’n gesprek levert zelden vrede op; het lokt eerder een nieuw verwijt en een nieuwe verdediging uit.

Gifpijlen
Het in het boek geschetste beeld van de vier giftige communicatiemethoden als over en weer vliegende gifpijlen is sprekend. Als verwijten en verdedigingen elkaar opvolgen, zonder bespreekbaar te worden gemaakt, kunnen ze leiden tot de derde vorm van giftige communicatie: Vermijden. Dit in de vorm van negeren of een muurtje optrekken, in de hoop dat het wel vanzelf voorbij gaat. Er is maar één effectief recept voor het doorbreken van deze cirkel: práát!

Neem verantwoordelijkheid
Pas door een probleem op tafel te leggen, krijgt het een kans om opgelost te worden. Dus benoem wat jouw mening is. Welke wens of emotie heb je? Alleen door zaken uit te praten, kun je ze samen uit de weg ruimen. Het mooie is dat beide (of alle) gesprekspartners het werkelijke onderwerp, de onderliggende emotie, bespreekbaar kunnen maken. Met welke gifpijl je ook te maken hebt. Iedereen kan dus verantwoordelijkheid nemen voor goede communicatie.

Flinterdun onderscheid tussen plagen en verachten
De vierde gifpijl is Verachten; de giftigste van het stel, omdat je daarmee de ander afkeurt als mens. Je raakt iemand in zijn of haar basisbehoefte: erbij willen horen. Verachten is negatieve humor, ten koste van een ander: een sarcastisch grapje, een roddel. De scheidslijn tussen een plagerig grapje en sarcasme is flinterdun. Je weet niet altijd wat de ander meebrengt in het gesprek en waarom je iemand raakt. De reactie is vaak Vermijden om er iets van te zeggen. Wat je vaak ziet is dat toehoorders er niets van zeggen. Zij vermijden de dialoog ook. Daardoor geven zij eigenlijk de persoon die Veracht toestemming om er mee door te gaan. Zij kunnen het patroon doorbreken, door er wél wat van te zeggen. Hiermee nemen zij verantwoordelijkheid, waardoor het Verachten mogelijk stopt.

Van giftige naar gezonde communicatie
Dan heb je twee korte hoofdstukken gehad, een fractie van het boek, en denk je al lezende: “De clou is geweest, wat kan er nu nog volgen?” In het vervolg nemen de auteurs je eerst mee in de psychologie van de oorzaak voor giftige communicatie. Je primitieve brein vult van alles voor je in en wat als gevaar wordt gezien, leidt tot een heftige reactie. Gevaar wordt opgelost met het ‘schieten van gifpijlen’. Vervolgens wordt beschreven hoe jouw persoonlijke ‘emotionele kaart’ bepaalt wanneer iets je wel of niet raakt. Je krijgt tips over hoe je krediet kunt opbouwen, zodat relaties tegen een stootje kunnen. Dit wordt de emotionele bankrekening genoemd. Ook wordt uitgebreid stilgestaan bij de ingrediënten van gezonde communicatie. Dit alles maakt giftige communicatie niet alleen verklaarbaar en aanvaardbaar; het geeft vooral ook handvatten om ‘gifpijlen’ te herkennen. En als je weet dat je in sommige situaties giftig reageert, kun je eerder op de rem trappen.

Storten op de emotionele bankrekening
Goede relaties zijn gebaat bij positieve communicatie, bij erkenning en aandacht. Door te luisteren naar jezelf en de ander, nieuwsgierig en open te zijn over je gevoelens en behoeften, leer je zien wat de behoeften en wensen van jezelf en de ander zijn. Dat is de basis om reacties te leren peilen en om het effect van een (onbedoelde) ‘gifpijl’ te herkennen.
Erg mooi in dit boek is het inzicht dat het bespreekbaar maken van zaken die voor jouzelf of een ander lastig of ongemakkelijk zijn, feitelijk complimenten zijn. Door te zeggen: “Jij bent voor mij belangrijk genoeg om dit lastige gesprek aan te gaan”, doe je een enorme storting op de emotionele bankrekening. En dat zorgt voor relaties die uiteindelijk tegen een stootje kunnen!

Giftige communicatie in teams: vissen en haaien voeden of vangen?
Al is het héle boekje zeer de moeite waard; de laatste hoofdstukken zijn echt een toetje. Vanuit de gedachte dat een groep zo effectief is als haar gezamenlijke communicatie, weet je dat gedoe in groepen iets is waar je wat mee moet.
Als het groepsbewuste alles is wat wordt gezegd en gedeeld, dan is dit het spreekwoordelijke topje van de ijsberg. Alles wat niet iedereen weet, zit in het groepsonbewuste. Zeer beeldend stellen de auteurs dat giftige communicatie gezien kan worden als visvoer: het voedt de vissen en haaien in het water rond de ijsberg. En het wordt onveilig onder water als er haaien zwemmen….

Is het boek een aanrader?
Het opkroppen van emotie is geen optie: dat leidt vroeg of laat altijd tot giftige communicatie. Het is een enorme open deur en toch overkomt het ons allemaal. En als de gifpijlen van aanval en verdediging eenmaal rondvliegen, wordt het steeds moeilijker om nog contact met elkaar te maken.
Het boek Giftige Communicatie is een feest van herkenning en méér dan dat.
De niet te missen boodschap is: werkelijke communicatie bestaat alleen als we ons willen laten raken. Duik niet weg voor een oordeel, een verwijt, een emotie. Laat het binnenkomen en doe er iets mee. Niet alles hoeft gezegd, maar wel alles wat ertoe doet. Spreek je uit. Want alleen wat boven water komt, kan bespreekbaar worden gemaakt.
Ik heb afgelopen week al twee sluimerende kwesties kunnen oplossen, één privé en één in een lastig functionerend team. Dat heeft heel wat ruimte gegeven. Het boekje ligt voorlopig bij mij binnen handbereik; een waardevol naslagwerk!

Gegevens van dit boek:
Titel: Giftige Communicatie: Het voorkomen en oplossen van gedoe op het werk
Auteur: Sandra Hertogh en Annemarie van der Wel
Uitgever: Haystack
ISBN: 9 789461 262110

naar boven