Fundatis Update 6

Fundatis Update 6

expertise

De grenzen vervagen: De samenwerkende werelden van Onderwijs en Onderwijslogistiek (of LMS en SIS)De grenzen vervagen

Het Hoger Onderwijs in Nederland is in de ban van de LMS-en. Gedreven door het aflopen van de contracten die veel instellingen met Blackboard hebben, beraden de instellingen zich op een nieuw LMS en een nieuwe leeromgeving. Deze ontwikkeling volgt op een beweging die de meeste instellingen enige jaren geleden al hebben afgerond: de implementaties van een nieuw SIS.

Een nieuwe dynamiekZowel de LMS- als de SIS-projecten zijn veelomvattender dan alleen een systeemimplementatie. Voordat een LMS of SIS kan worden geïmplementeerd, is het noodzakelijk de onderliggende processen goed te doorgronden en zo nodig te herzien. Met de komst van de nieuwe LMS-en is bovendien een nieuwe dynamiek te onderkennen. In het verleden leek er een, al dan niet onzichtbaar, schot te bestaan tussen onderwijs en onderwijslogistiek. Deze twee werelden leefden regelmatig op gespannen voet met elkaar. Wil men vanuit onderwijsperspectief graag alle vrijheid voor de inrichting van het onderwijs, vanuit logistiek perspectief is er juist behoefte aan zoveel mogelijk standaardisatie.

Evenzo wordt er bij SIS-implementaties vaak vanuit onderwijslogistiek perspectief geredeneerd en ingericht. Bij de LMS-implementaties staat het belang van docenten en studenten centraal. Dat maakt de LMS-implementaties juist zo interessant. Want eigenlijk is er een levensgrote afhankelijkheid met de onderwijslogistieke processen. De oude grenzen tussen onderwijs en onderwijslogistiek zijn aan het vervagen!

Hoe is de grensvervaging ontstaan?
Verschillende factoren hebben tot de hierboven beschreven grensvervaging geleid. De belangrijkste zijn:

  • Veranderingen in onderwijsmodellen en de vergrote focus op individuele leerpaden voor studenten. Veel onderwijsinstellingen hebben strategische onderwijsbeleidsvisies geformuleerd waarin studenten veel meer persoonlijke invulling kunnen geven aan vakkenpakketten en studierichtingen. Dit stelt eisen aan de onderliggende processen en systemen.
  • Ontwikkelingen in het onderwijs. Bij vrijwel alle instellingen groeit het aantal studenten. Ook het aantal internationale studenten en programma’s neemt toe. Hierdoor is het bijvoorbeeld steeds lastiger om te roosteren. Het aantal studenten groeit, maar het aantal ruimtes blijft gelijk.
  • Onderwijskundige ontwikkelingen. In de meeste onderwijsbeleidsvisies wordt ruim aandacht besteed aan de didactische toegevoegde waarde van blended learning. Ook de positieve invloed van ICT op het leerproces en de ontwikkeling van studenten en de logistieke mogelijkheden die ICT in het onderwijs biedt komen hierin uitvoerig aan bod.
  • Technologische ontwikkelingen. De systemen 3.0 die op dit moment hun intrede doen zijn standaard voorzien van open standaarden die data-uitwisseling tussen systemen eenvoudiger maakt. Processen als cijferverwerking en groepswerk kunnen dus ook makkelijker vanuit verschillende systemen en perspectieven worden ondersteund.

Wat te doen met deze ontwikkelingen?
Veel instellingen bereiden momenteel de selectie en implementatie van een nieuw LMS voor. Wij raden aan om bij deze voorbereidingen meteen de kans te grijpen om naast de onderwijsinhoudelijke ook naar de onderwijslogistieke processen te kijken. Daar hoort bij dat je behalve docenten en studenten ook onderwijsadministraties bij de LMS-projecten betrekt.

Een nevenissue: roostering
Bij discussies over het optimaliseren van de leeromgeving en het inrichten van LMS-en en SIS-en, blijft het onderwerp roostering een harde noot om te kraken. Door de flexibilisering van het onderwijs en de toegenomen studentenaantallen wordt flexibele roostering steeds belangrijker. De meeste instellingen gebruiken Syllabus Plus als roosterapplicatie. Syllabus kent echter geen gebruikersinterface voor studenten en docenten. Roosterinformatie wordt dus vaak getoond via (een) andere applicatie(s), zoals het SIS voor tentamens en andere systemen voor de onderwijsroosters. Voor studenten met name is het geïntegreerde persoonlijk rooster, of liever gezegd, de persoonlijke agenda, steeds meer de killer-app die zij graag terug zouden zien in de digitale leeromgeving. In die killer-app komt informatie uit diverse agenda’s bijeen. Een student kan daarmee in één oogopslag zien hoe zijn of haar dag eruit ziet.

Persoonlijke portalen: de uitkomst van de vervaagde grenzen tussen onderwijs en onderwijslogistiek?
Er is nog een belangrijke ontwikkeling die in dit artikel niet ongenoemd kan blijven: de behoefte van veel instellingen om een persoonlijk portaal voor studenten en medewerkers beschikbaar te stellen. Dit portaal brengt, als schil over alle systemen heen, zowel de onderwijsinhoudelijke als de onderwijslogistieke processen en functionaliteiten bij elkaar. Bij het inrichten en vormgeven van de portaaloplossingen is het opnieuw noodzakelijk om zowel docenten en studenten als administratief medewerkers intensief te betrekken. Daarnaast raden we aan om ook bij het ontwikkelen van het portal het moment aan te grijpen om naar alle processen te kijken en ze in onderlinge samenhang een plek te geven in de systemen.

Op naar een grenzeloos systeemlandschap!

Auteurs van dit artikel:
Bas Rijnbende, Rijnbende management en advies
Anne Floor Erdman, Fundatis

Voor meer informatie over SIS en LMS kunt u contact opnemen met Anne Floor Erdman: 06-20421539

naar boven

Interview

“Wij zijn een deeltijdacademie in beweging”Maarten Bremer

We zien de laatste tijd een trend in het flexibiliseren van onderwijs. Deeltijdonderwijs is een vorm van flexibel onderwijs waar veel hogescholen zich momenteel serieus mee bezighouden. Deels omdat er steeds meer behoefte aan is in de markt, maar ook omdat de het aantal voltijdstudenten afneemt. Verschilt een deeltijdopleiding wezenlijk van de voltijdvariant? En wat zijn de uitdagingen bij het ontwikkelen van deeltijdonderwijs? Maarten Bremer, directeur Avans Deeltijd deelt zijn ervaringen met ons.

Gefaseerde aanpak
“Eind 2013 zijn we begonnen om alle deeltijdopleidingen onder te brengen in een deeltijdacademie”, vertelt Maarten. “We pakken dit gefaseerd aan. Zo begonnen we met het samenvoegen van alle economische opleidingen. Steeds komt er weer een nieuwe opleiding bij. We zijn dus een deeltijdacademie in beweging”.

Groot potentieel
“Het potentieel voor deeltijdopleidingen is groot. Diploma’s worden steeds belangrijker, denk bijvoorbeeld aan de BIG-registratie. Ook zie je dat mensen na het voortgezet onderwijs niet altijd meer automatisch doorstromen naar een vervolgstudie. Ze gaan bijvoorbeeld eerst een aantal jaar werken. Als ze een beter beeld hebben van wat ze echt willen, kloppen ze bij ons aan. En dan past een deeltijdstudie vaak goed”.

Voltijd en deeltijdopleidingen zijn wezenlijk anders
Het inrichten van deeltijdonderwijs is niet het één op één overnemen van de voltijdlessen naar deeltijd. Er zijn wezenlijke verschillen tussen deze twee.

Andere doelgroep
“De doelgroep van deeltijdstudies is heel anders dan die van voltijdonderwijs. Deeltijdstudenten werken en zijn meestal ook ouder. Zij nemen de ervaringen van hun werkplek mee naar school. Dan wil je als school niet altijd aan je eigen onderwijsinhoud vasthouden. Stel, een deeltijdstudent is kwaliteitsmanager. Wij behandelen binnen onze opleiding met name het ISO-model. Maar werkt de student met een ander kwaliteitssysteem, dan moet je daar wat mee: dat wil je faciliteren”.

Valideren van de werkervaring
“Een ander punt is het valideren van de ervaring die een student heeft als hij bij ons komt. Een voltijdstudent begint gewoon met zijn studie, maar een deeltijder heeft al allerlei zaken geleerd in de praktijk, die hij of zij meebrengt naar de opleiding. Door al die ervaring hoeft hij niet altijd alle onderdelen op school te volgen. Maar wat is die ervaring dan precies waard? Je moet dit uiteindelijk kunnen vertalen naar studiepunten en vrijstellingen”.

Andere didactische aanpak
“De lessen van deeltijd- en voltijdstudies verschillen ook. Heb je het tijdens een les bijvoorbeeld over ‘werkoverleg’, dan moet je een voltijdstudent eerst uitleggen wat dat is. Een deeltijder heeft een werkoverleg op zijn werk en kan deze term dus meteen plaatsen. Dan is het bijvoorbeeld interessant om te horen van medestudenten hoe het werkoverleg binnen hun organisatie verloopt. Je wilt bij deeltijdonderwijs dus steeds aansluiting zoeken bij wat mensen al weten. Inhoudelijk verschillen deeltijd- en voltijdopleidingen misschien niet erg van elkaar, maar didactisch is toch een heel andere aanpak nodig”.

Werkplekleren
“Een ander belangrijk verschil is, dat deeltijdstudenten een werkgever hebben. Een werkgever is vaak geïnteresseerd in de studie van zijn medewerker. Daar kun je wat mee doen. Bijvoorbeeld door vraagstukken en opdrachten uit hun dagelijkse werk in te laten brengen. Op deze manier leren de studenten ook veel op hun werkplek. Cases en stages bestaan natuurlijk ook bij de voltijdopleidingen, maar er is een groot verschil tussen een stage of je dagelijks werk”.

Balans online- en contactonderwijs
“Bij deeltijdopleidingen is de balans tussen online leren en contactonderwijs belangrijk. De studenten moeten het toch kunnen combineren met hun werk. Veel online doen, klinkt mooi en het kan efficiënt werken, maar de student moet er wel tijd voor nemen en een flinke dosis zelfdiscipline hebben. Daarnaast is het belangrijk dat er voldoende contactmomenten zijn. Wij zijn een groot voorstander van het leren van elkaar”.

De uitdagingen bij het ontwikkelen van flexibel onderwijs
Het vormgeven van een deeltijdacademie brengt pittige uitdagingen met zich mee. Maarten noemt de belangrijkste.

De docenten
“Een docent die altijd gewend is geweest om voltijdstudenten les te geven heeft niet automatisch de ambitie om dit ook voor deeltijders te doen. Sommige docenten haken na een paar jaar af. Je moet het ook echt leuk vinden om op een andere manier les te geven en je moet openstaan voor verandering. Daarnaast zijn praktijkdocenten voor ons heel waardevol. Zij zijn op de hoogte van wat er in de praktijk speelt. Maar zij zijn vaak weer niet gewend aan lesgeven en moeten daarin worden begeleid. Gewijzigde wetgeving (eerst de VAR, nu het DBA) maakt het inzetten van deze praktijkmensen ook niet makkelijker”.

De marketing
“De marketing is ook een uitdaging. We moeten het opnemen tegen commerciële partijen als de NCOI, die zich (met een immens marketingbudget) presenteert als “De opleider van werkend Nederland”. Professionals denken nog onvoldoende aan hogescholen als ze willen studeren naast hun werk. Wij werken in onze profilering naar buiten wel met andere hogescholen samen, maar het is soms lastig om alle partijen op één lijn te krijgen. En daarnaast willen wij als Avans Deeltijd natuurlijk ook onze eigen naam op de kaart zetten”.

Kennis valideren
“Een vraagstuk waar we mee worstelen is: hoe vinden we een goede manier om de ervaringskennis van een student te valideren? Nu zijn potentiële deeltijdstudenten veel tijd kwijt met het opstellen van een portfolio. We willen dit hele proces vereenvoudigen. We willen voorkomen dat studenten een complete studie volgen, omdat ze het aanvragen van vrijstellingen teveel rompslomp vinden. Hoe we dit moeten doen, zijn we nog aan het uitvinden”.

Associate degree
“Naast het “traditionele” deeltijdonderwijs hebben we nu ook een andere mooie vorm van flexibel onderwijs: de Associate degree (Ad). Hiermee hoef je niet vier jaar achter elkaar te studeren om je HBO-diploma te halen, maar kun je het opknippen in twee keer een periode van twee jaar. Na de eerste twee jaar behaal je je Ad-diploma. Sommige studenten hebben net even wat meer werkervaring nodig om hun bachelor te kunnen halen. Met je Ad heb je al een hbo-diploma en kun je bijvoorbeeld een paar jaar gaan werken. Wil je daarna je bachelor halen, dan kom je terug voor nog twee jaar studie”.

Strategische ontwikkeling
“Avans Hogeschool ziet het deeltijdonderwijs als strategische ontwikkeling. Bij het vormgeven van deze vorm van onderwijs krijgen wij vanuit het College van Bestuur gelukkig alle ruimte en steun om te experimenteren. Hierdoor zijn we bij Avans Deeltijd in staat ons werk goed uit te voeren”.

naar boven

Beursverslag

Technische hoogstandjes bij de Campus Partycampus

Van 25 tot en met 29 mei vond de Campus Party plaats in de Jaarbeurs in Utrecht. De Campus Party is het grootste technologiefestival ter wereld. Vijf dagen lang en 24 uur per dag bedenken technisch getalenteerde jongeren en innovatoren toekomstgerichte oplossingen. Daarnaast is er een beurs waar bezoekers alles te weten kunnen komen over de nieuwste technische hoogstandjes. Fundatis nam een kijkje .

Zitzakken en beeldschermen
Na ons gemeld te hebben, lopen we een grote hal in. De ruimte staat vol stands. Studenten en bezoekers staan bij de stands, zitten in zitzakken en vergapen zich aan wat er allemaal op technologisch gebied mogelijk is. Overal word je uitgenodigd mee te doen, dingen uit te proberen en vragen te stellen. De meeste stands beschikken over minimaal één groot beeldscherm. Tussen de bezoekers door lopen jongeren geheel in het geel gekleed: van de regenponcho’s tot de hoeden.

Digitale parachutesprong
Ons oog valt meteen op een stand waar een man in een soort tuigje omhoog wordt gehesen. Hij heeft een Virtual Reality-bril op. Naast hem staat een groot beeldscherm waarop een stad vanaf boven te zien is. Het blijkt een parachutesprong-simulator te zijn. De persoon in het tuigje heeft het gevoel dat hij aan een parachute naar beneden zweeft. Een jongen die de man is voorgegaan is nog helemaal enthousiast over zijn digitale parachutesprong: “Je voelt echt de wind. Je weet dat het niet echt is, maar het is heel overtuigend!”. Wij beseffen weer dat VR een goede en “goedkope” aanvulling is op leren in de praktijk. In dit geval ervaar je hoe het is om een parachutesprong te maken, zonder dat er een vliegtuig voor de lucht in hoeft.

Iets tofs ontwikkelen
Dan komen we bij de stek van Q42. Dit technische internetbureau ontwikkelt allerlei digitale producten voor bedrijven. Eén van de medewerkers laat trots een interactieve documentaire zien die ze maakten van het schilderij “De Tuin der lusten” van Jeroen Bosch. Op de vraag hoe Q42 aan hun medewerkers komt, legt hij uit: “Er werken hier mensen met heel diverse achtergronden: sommigen zijn HBO- en anderen universitair geschoold. In principe maakt het ons niet heel erg uit, maar we zoeken wel altijd mensen van een bepaald kaliber”. Ieder jaar organiseert het bedrijf een Hackathon. Dan mogen medewerkers twee dagen lang iets ontwikkelen dat ze tof vinden. Het levert niet altijd iets concreets op, maar soms ontstaat er wel eens een nieuwe start-up. Q42 werkt samen met universiteiten. Ze hebben nu vier studenten die er aan projecten werken.

voetbal robots

Bij elkaar in de keuken kijken
Aan de rand van de hal ligt een klein voetbalveld. Er hangt een groot spandoek van de TU Eindhoven bij. Op het veld staan apparaten. Dit blijken voetbalrobots te zijn. Eén van de standhouders legt uit: “Als je een voetbalrobot wilt inzetten voor een voetbalwedstrijd, moet hij ten eerste rond kunnen rijden. Tegelijkertijd moet hij alert zijn op zijn omgeving, zich aanpassen aan verschillende situaties en binnen een team kunnen samenwerken. De resultaten die we boeken met deze robots, gebruiken we om zorgrobots te ontwikkelen. Deze zorgrobots hebben namelijk dezelfde soort vaardigheden nodig”. De TU Eindhoven werkt bij de ontwikkeling van de zorgrobot samen met andere universiteiten. Ze hebben een Open source met elkaar en kunnen hierdoor bij elkaar in de keuken kijken .

Kussen knuffelen
Even verderop zien we twee jongens in een zitzak voor een computerscherm zitten. Beiden houden een kussen stevig tegen zich aangedrukt. We zijn bij de stand van Pillo games. Als de standhouder onze verbaasde blikken ziet, legt hij uit wat de twee aan het doen zijn. “Ze spelen een game, waarbij de kussens als controllers fungeren. Door te “knuffelen” met het kussen heb je interactie met het spel. We ontwikkelen deze methode met name voor de zorg. Het is erg geschikt voor mensen met een beperking, maar ook voor hele jonge kinderen en oudere mensen. En alle spellen zijn geweldloos” . Bij de ontwikkeling van de games werkt Pillo nauw samen met stagiairs. Binnen Pillo is een interne academy opgezet. Stagiairs worden in teams ingedeeld en ontwikkelen games voor klanten. “Zij zijn voor ons de early adopters die helpen onze producten te verbeteren”.

mitros stand

Onderhouds- en renovatieopgave
We waren er al eerder langsgelopen, maar we zijn toch nieuwsgierig naar de stand waar een gezellige huiskamer is ingericht. Als we beter kijken, zien we dat de ene helft bestaat uit een ouderwets interieur, terwijl het andere deel modern is. Het is de stand van Mitros. Een medewerkster van deze woningbouwcorporatie vertelt ons graag meer: “De stand staat voor de diversiteit van onze klanten. We zijn op deze beurs, omdat we staan voor een grote onderhouds- en renovatieopgave. Duurzaamheid wordt steeds belangrijker. We hebben een challenge bedacht voor de deelnemers aan deze beurs. Het is een subchallenge van de grote energiechallenge waar onder andere ook de gemeente Utrecht en een aantal bedrijven bij betrokken zijn. Studenten hebben 72 uur de tijd om met een uitgewerkte oplossing te komen. Het team dat met het beste plan komt, wint een prijs. En voor ons betekent het dat we weer waardevolle input hebben voor onze eigen energie-uitdaging !”

Met volle hoofden nemen we afscheid van deze indrukwekkende beurs. Helaas mogen we als bezoeker niet aanwezig zijn bij de toelichting op de challenges aan de studenten, maar we hebben wel mooie nieuwe ontwikkelingen gezien. En we kregen weer bevestigd, dat leren niet alleen gebeurt binnen de muren van scholingsinstituten, maar vooral ook daarbuiten. Bedrijven en studenten hebben elkaar hard nodig om verder te komen in een wereld die steeds technischer en digitaler wordt.

Lees verder

naar boven

Voor u gelezen

Een lean overheid

een lean overheid

Titel: Een LEAN overheid
Auteurs: Paul Huguenin, David Binnerts en Harrie van Gestel

LEAN is niet nieuw en ook niet hip. Zoals velen weten is deze methodiek ontwikkeld door het Toyota-concern. Productiebedrijven dienden als kraamkamer. Maar daar is het niet bij gebleven. Ook overheden, zorginstellingen en onderwijsorganisaties gingen aan de slag met LEAN. Nu lijkt het wat rustiger te worden rondom de methodiek. Soms lijkt het woord LEAN zelfs besmet en horen we meer en meer alternatieve termen als ‘continue verbeteren’. Juist omdat de belangstelling af lijkt te nemen, heb ik een boek uit mijn kast ter hand genomen: “Een LEAN overheid”.

Zeer beknopt werk
Het boek geeft een niet heel diepgaande beschrijving van LEAN. De overheid vormt met enkele voorbeelden het decor voor het verhaal. De voorbeelden zijn echter niet heel overtuigend omdat een uitwerking vaak ontbreekt. De deskundigheid van de schrijvers overtuigt mij wel. Zij weten duidelijk waar ze het over hebben. Het boekje is daarmee een mooie start voor managers, werknemers en professionals die iets willen weten over LEAN. Natuurlijk zijn er veel boeken die dit inzicht leveren. Waarom dan dit boek? Nou, als LEAN gaat over het elimineren van verspilling, dan hebben de schrijvers dit goed begrepen. Ze hebben een zeer kort en beknopt werk geschreven dat zich makkelijk laat lezen.

Paradox
Al in het eerste hoofdstuk van het boek wordt ingegaan op “Waarom LEAN bij de overheid?” Dit levert een voorspelbaar rijtje op met “klantgerichtheid”, “professionaliteit”, “efficiëntie” en nog een paar andere termen. De uitwerking van “professionaliteit” wekt echter mijn interesse, omdat die een “paradox” bevat: overheidsorganisaties investeren in de regel veel tijd en geld in de professionele ontwikkeling van hun mensen. Ze doen dit vanuit de gedachte dat de kwaliteit van de geleverde diensten afhankelijk is van de kwaliteit van de medewerkers. Dit leidt vaak tot een hoog gewaardeerde professionele autonomie. In de LEAN-filosofie bestaat er echter niet zoiets als individuele professionaliteit. LEAN gaat uit van een collectieve professionele norm. Het standaardiseren van processen is een essentieel onderdeel van de filosofie. Niet zozeer om als bureaucratisch beheersinstrument te dienen, maar als kwaliteitsreferentie. Spreekt dit elkaar dan niet tegen? Het antwoord is wellicht “NJA”. LEAN kan slecht omgaan met een invulling van professionele autonomie als in “loslaten, niet aanspreken, geen controle”. Zo is professionele autonomie natuurlijk nooit bedoeld, maar zo wordt het helaas wel vaak ingekleurd.

Langetermijn en LEAN zijn een goed duo
De uitwerking van het boek is overzichtelijk. Er worden 10 principes gehanteerd. In deze principes is er aandacht voor cultuuraspecten binnen de overheid. Dat maakt het boekje toch wel aardig. Er wordt ingegaan op het langetermijnperspectief waarvan ik persoonlijk hoop dat bedrijven, maar vooral ook onze overheden die hebben. Langetermijn en LEAN zijn een goed duo. Een ander aspect dat blijft hangen is: een “analyse van de vragen” die dagelijks bij organisaties binnenkomen. Zijn dit navragen of waardevragen? Navragen verstoren de productie en moeten worden geëlimineerd uit het proces.

Kennis van LEAN én van de afdeling
Ik sluit af met een stokpaardje en een appèl. In het boekje wordt geschreven dat van managers / projectleiders een leidende rol verwacht wordt als het gaat om LEAN. Zij moeten inhoudelijk kennis en kunde hebben van de LEAN-filosofie, maar (daar komt mijn stokpaardje) vooral ook inhoudelijk kennis hebben van het reilen en zeilen op de afdeling. Alleen zo kunnen ze een leraar zijn voor de medewerkers. LEAN en managers zonder inhoudelijke kennis zijn geen goed duo. Ik sluit me hier van harte bij aan. Een manager moet ook inhoudelijk kunnen leiden!

En dan nu het appèl: leuk boekje, zeker voor wie nog niet veel heeft gelezen over LEAN. Leestijd: 2 uur, Beklijftijd: 2 dagen of langer.

Gegevens van dit boek:
Titel: Een LEAN overheid
Auteurs: Paul Huguenin, David Binnerts en Harrie van Gestel
Uitgever: ODINTAKT
ISBN: 9789081838009

naar boven