Fundatis Update 5

Fundatis Update 5

expertise

5 tips bij een LMS-selectie

Bijna alle Nederlandse Hoger onderwijsinstellingen vragen zich momenteel af: Wat te doen met Blackboard?! Wetgeving verplicht de instellingen een aanbesteedbare visie te formuleren. Veel instellingen hebben die plicht aangegrepen om zich een dieperliggende vraag te stellen: wat te doen met de DL(W)O?! Wij geven 5 tips voor het opstellen van een visie hierover en het selectietraject dat daaruit volgt.

tip

Tip 1.
Doe niet te lang over de keuze tussen “best of breed” of “all-in one”….

Het verschil tussen deze twee uitersten is op papier groot. Immers, bij een best of breed-oplossing is het uitgangspunt een groot aantal verschillende oplossingen, die, elk apart beheerd, aan elkaar worden gekoppeld. Dit om alle door het onderwijs gevraagde functionaliteiten te kunnen bieden. Bij een all-in one oplossing is de suggestie dat 80% van de gevraagde functionaliteit via één en dezelfde applicatie kan worden geboden.

Waarom geven we dan toch het advies om niet te lang te doen over de een keuze voor één van beide oplossingen? Omdat de meeste moderne (al-in one ) LMS-en bestaan uit modules die aan elkaar te koppelen zijn en bovendien zijn gebaseerd op zogenaamde open standaarden. Hierdoor koppelen ze makkelijk met andere applicaties. Het zijn dus geen gesloten applicaties meer. Maar een nog belangrijker argument is misschien wel dat de meeste moderne LMS-en het grootste deel van de functionele behoefte vanuit het onderwijs al afdekken. Die paar (zeer specifieke) functionaliteiten die een onderwijsinstelling daarnaast wenst, kunnen vervolgens alsnog via een open technische koppelstandaard samen met het LMS worden gebruikt.

Op dit moment zijn er grofweg vier “echte” multi-functionaliteit”-LMS-en op de markt. Het grote verschil tussen die LMS-en is niet de geboden functionaliteit, maar de mate waarin die LMS-leveranciers zich presenteren als een businesspartner. Daarnaast bestaan er grote verschillen in de beleving van de gebruikersvriendelijkheid van de verschillende LMS-en. Het advies is om met name naar die aspecten te kijken bij de selectie.

Tip 2.
Denk vanaf het eerste moment van visie-vorming na over de relatie tussen blended learning, de DLO (en LMS) en de organisatie van docent-ondersteuning.

In de meeste visiedocumenten wordt stilgestaan bij onderwijsinnovatie en de belangrijke rol die blended learning of e-learning daarbij kan spelen. Vernieuwingen in de DLO, met name van LMS-en hoort bij dit onderwerp. Minstens zo belangrijk is het om na te gaan op welke manier docenten met dit onderwerp worden geconfronteerd. Er is vaak een kloof tussen de innovatieve ideeën en uitgangspunten van de visievormers en de dagelijkse praktijk waar docenten mee te maken hebben. Docenten zijn meestal al geholpen met voorzieningen “die het gewoon goed doen”. Ze voelen nog een flinke afstand tot het toepassen van high end blended learning oplossingen. Om deze kloof te dichten, is het erg belangrijk om structurele docentsupport te organiseren. Te denken valt aan het optimaliseren van functioneel beheer en het aanstellen van ICT&O deskundigen die didactiek, ICT oplossingen en het specifieke vak bij elkaar brengen.

Veel moderne LMS-en zijn veel intuïtiever dan de oude generatie. Dat betekent echter nog niet dat docenten dan dus de tijd hebben of nemen om zich te verdiepen in alle mogelijkheden van de vernieuwde DLO. Wilt u een hoge adoptiegraad van nieuwe systemen en daarmee succesvolle selectie- en implementatieprojecten van de DLO? Dan is docentondersteuning, tijdens en structureel na afloop van het project, een randvoorwaarde. Geef ondersteuning in de visievorming en de projectplannen dus een hoge prioriteit.

Tip 3.
Laat je niet gijzelen door de keuze voor een BVP (Best Value Procurement) of “klassieke” aanbesteding.

De keuze voor het type selectieproces is belangrijk. Er zijn immers grote verschillen tussen een BVP en een klassieke aanbesteding. De markt van de LMS-en is redelijk overzichtelijk. Er zijn grofweg vier of vijf aanbieders van (all-in one) LMS-en, allen gebaseerd op open technische standaarden. Veel instellingen hebben in hun onderwijsvisie aangegeven een zogenaamd kern-LMS te zoeken, dat te koppelen is aan losse toepassingen met specifieke functionaliteit. Ook voor dat kern-LMS komt men dan waarschijnlijk weer uit bij die vier of vijf grote LMS leveranciers.

Er zijn situaties waarin een BVP-aanbesteding de voorkeur heeft. Zoals bijvoorbeeld in deze twee gevallen:

  • De instelling roept bij de vraag: “Wat past het beste bij mij?” hulp vanuit de markt in, waarbij marktpartijen meedenken met de instelling over het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. De BVP is een goed alternatief als het erg ingewikkeld is om zelf een pakket van eisen en wensen samen te stellen. Dit kan bijvoorbeeld komen doordat niet scherp is wat de markt allemaal te bieden heeft en eisen en wensen binnen de instellingen ver uit elkaar liggen.
  • De instelling zet in op zeer innovatief en onderscheidend onderwijs (bijvoorbeeld: alles online of alles flipped) en is niet goed op de hoogte van de mogelijkheden die de markt daarvoor biedt.

Stel uzelf bij de keuze voor een aanbestedingsroute (BVP of klassiek) dus de volgende vragen:

  1. Stuurt de onderwijsvisie aan op uitgesproken specifiek innovatief onderwijs? Dan past BVP wellicht beter.
  2. Is de visie meer gericht op “de basis op orde”? Dan passen zowel een klassieke aanpak als BVP.

Ook in een klassieke aanbestedingsprocedure kunt u uitgebreid toetsen of een leverancier bij uw instelling en onderwijsvisie past door de gebruikersbeoordelingen en beoordelingen van de visie van de leverancier op (toekomstig) onderwijs te checken.

Tip 4.
Haal requirements op in de organisatie, door te vragen naar het proces, niet naar eisen en wensen aan een systeem.

Om inzicht te krijgen in de eisen en wensen aan een systeem, is het gebruikelijk de gebruikers ernaar te vragen. Docenten en studenten geven graag op zeer gedetailleerd niveau aan welke eisen en wensen zij hebben voor een nieuw systeem. Het gevaar hiervan is echter dat er een lijst met honderden requirements ontstaat. En is die informatie wel de nuttigste informatie om op te halen? Wij denken van niet. Het is effectiever om docenten en studenten te vragen naar het proces dat zij doorlopen (Wat doen ze je nu eigenlijk precies? en: Hoe doceert een docent het liefst?). Een ervaren pakketselectiespecialist kan die procesbeschrijvingen, in combinatie met de onderwijsvisie, prima vertalen naar een eisen- (en wensen-) pakket. Als detail-eisen en wensen van groot belang zijn voor een aantal gebruikers, kan, als het LMS dat niet levert, via een koppeling met een specifieke applicatie alsnog aan die wensen worden tegemoetgekomen.

Voor een selectieproces, al dan niet via aanbesteding, is het noodzakelijk dat de leverancier weet in welke context functionele eisen en wensen zijn ontstaan. Onderdruk de verleiding om te eisen hóe een leverancier functionaliteit moet bieden. Het is nuttiger is van hen te verlangen dát zij functionaliteit bieden. Maak daarbij wel onderscheid tussen functionele eisen en wensen en non-functionele of technische eisen en wensen. Voor deze laatste categorie geldt dat het wel relevant kan zijn hoe functionaliteit wordt aangeboden.

Naast noodzakelijke input voor het selectieproces zorgt een requirementsronde ervoor dat grote aantallen beoogde eindgebruikers betrokken raken bij het project. Ook biedt het projectteam een podium om aan veel personen toe te lichten wat het doel en wat de planning van het project is. Ons advies is daarom om een requirementsronde op te tuigen onder grote groepen gebruikers.

Tip 5.
Maak in je aanpak onderscheid tussen early adopters en de andere beoogde gebruikers.

Zoals we ook al zeiden bij Tip 2, is naar alle waarschijnlijkheid 80% van de beoogde docenten niet erg geïnteresseerd in alle nieuwe innovatieve mogelijkheden van een nieuwe systeem. Zij hopen vooral op een systeem “dat het gewoon goed doet”. De basale functionaliteit moet werken, op een toegankelijke en snelle manier. Innovatie komt later wel.

Toch wil je als projectteam ook de early adopters, die juist de innovatieve mogelijkheden van het systeem willen inzetten, graag tegemoet komen. Het is immers van belang hen gemotiveerd te houden en, nog belangrijker, om hen betrokken te houden en zo te voorkomen dat zij een eigen koers gaan varen, weg van het instellingbrede LMS. Een oplossing is om de early adopters samen met het projectteam, innovatieve functionaliteiten te laten uitproberen via pilots. Parallel hieraan kunnen dan de basisfuncties worden ingericht voor de gehele doelgroep. Maak dus onderscheid in de eindgebruikers, en laat elke onderscheiden groep aan bod komen.

Wilt u meer informatie of advies over dit onderwerp?

Fundatis heeft veel ervaring met DL(W)O’s. Wilt u advies op dit gebied, neem dan contact op met Anne Floor Erdman via e-mail: annefloor.erdman@fundatis.nl, of via telefoonnummer: 06-204 215 39

naar boven

Interview

Voorbereiding vluchtelingen op vervolgonderwijs vraagt betrokkenheidMarja Voogt

Ook een kind dat als vluchteling naar Nederland komt, is leerplichtig. Hij of zij moet binnen drie of vier weken op school zitten. De jongste kinderen gaan naar de basisschool. Maar hoe zit het met de jongeren tussen de 12 en 18 jaar? Voor hen is er de Internationale Schakel Klas (ISK). ID College werkt op dit gebied nauw samen met de scholen uit het voortgezet onderwijs. Marja Voogt, verantwoordelijk vanuit ID College, vertelt ons meer over de ISK.

Nederlandse taal leren is belangrijk
De ISK is bedoeld voor jongeren die net in Nederland zijn en nog geen Nederlands spreken. Hierdoor kunnen ze nog niet naar het reguliere onderwijs. Gedurende één á twee jaar worden zij voorbereid om door te kunnen stromen naar het voortgezet onderwijs (vo), beroepsonderwijs of indien mogelijk, hbo. “Belangrijk is natuurlijk dat de jongeren de Nederlandse taal leren”, vertelt Marja. “Nederlands leren de studenten niet alleen door lessen Nederlands te volgen, maar ook juist tijdens een vak als rekenen of activiteiten zoals sport, koken en techniek. Door deze diversiteit aan activiteiten aan te bieden, leren de leerlingen de taal sneller”.

Maatschappelijke verantwoordelijkheid, maar ook een breder belang
“Als ROC hadden we al veel ervaring met cursussen NT2 (Nederlands als tweede taal). Het lag dan ook voor de hand om als partner op te treden voor de scholen uit het voortgezet onderwijs, die formeel belast zijn met het verzorgen van het onderwijs voor deze doelgroep. Daarnaast participeren we vanuit onze maatschappelijke verantwoordelijkheid. Maar het is het ook in het belang van een ROC, dat de jongeren tijdens de ISK-periode een goede basis krijgen. Mogelijk stromen ze daarna in, in Entreeopleidingen of mbo niveau 2”.

Speciaal zorgteam
In Zoetermeer is per oktober 2015 een eerste ISK klas gestart, met jongeren van tussen de 15 en 17 jaar, waarvoor de lessen verzorgd worden vanuit ID College. De gemeente verwacht mogelijk vier ISK-klassen en de verwachting is, dat dit aantal nog zal stijgen. Eind dit schooljaar kan het al zo zijn dat de eerste leerlingen kunnen uitstromen naar het voortgezet onderwijs of Entreeonderwijs. “Het traject is geen eenvoudige opgave”, zegt Marja. “Je zet jongeren in de puberleeftijd en met vaak totaal verschillende achtergronden bij elkaar. Ze komen uit uiteenlopende landen met diverse culturen en hebben verschillende opleidingsniveaus. Daarnaast hebben veel leerlingen traumatische ervaringen. Dat geeft spanningen. Er is een speciaal zorgteam beschikbaar vanuit de ISK. De leden van dit team werken nauw samen met onze docenten. Toen in november bijvoorbeeld de aanslagen in Parijs plaatsvonden, waren veel leerlingen hiervan erg van slag. Het zorgteam staat de docenten en jongeren bij in de begeleiding.”

Lastig de juiste docenten te krijgen
Een ander probleem, is het aantrekken van geschikte docenten. “We hebben vo-waardige docenten nodig met de specialisatie NT2”, legt Marja uit. “Daarnaast moet de docent ook met deze specifieke doelgroep om kunnen gaan. Docenten die aan al deze criteria voldoen, zijn niet makkelijk te vinden. Om docenten met specialisatie NT2 in te zetten, is veel kennis van de doelgroep nodig, maar ook een grote motivatie van de docent.”

Voorbereiding op de arbeidsmarkt
“Deze jongeren goed voorbereiden op het juiste vervolgonderwijs en daarmee succesvol kunnen laten worden op de arbeidsmarkt, vraagt veel overleg van alle betrokkenen. We stellen onszelf regelmatig de vragen: doen we op deze manier de goede dingen en doen we het goed? En hoe krijgen we deze jongeren goed geïntegreerd? Hoe krijgen we hen optimaal voorbereid richting de arbeidsmarkt? Eenmaal in het vervolgonderwijs blijft het noodzakelijk de focus te blijven houden op de generieke vakken. Alleen dan is een mbo-diploma te behalen. Er is een grote behoefte aan goede vaklui op verschillende niveaus. Persoonlijk heb ik goede ervaringen met geïntegreerde trajecten. Laat de jongeren zich gemotiveerd de Nederlandse taal eigen maken aan de hand van het leren van een vak”.

De manier waarop deze “Nieuwe Nederlanders” instromen in het onderwijs vraagt diverse aanpassingen. Zo is er nu een maatwerkoplossing mogelijk qua bekostiging, vanwege de hoge instroom. Het geld dat de school ontvangt, wordt zo op een betere manier gespreid. Over huisvesting zijn er afspraken met gemeenten. Veel betrokkenheid dus! En wat de uiteindelijke resultaten zijn? De tijd zal het ons leren !

naar boven

Klantcase

Video in het VU-onderwijs

In 2015 heeft binnen de Vrije Universiteit het project “Video in het VU-Onderwijs” gelopen. Dit project had tot doel de uitbreiding van VU-breed didactisch videogebruik. Natuurlijk werd ook binnen de VU al langere tijd geëxperimenteerd met video-gebruik in het onderwijs. Maar van een brede uitrol was nog geen sprake.

Het project heeft het volgende opgeleverd:

  • ruim 320 (student en docent) clips,
  • opleidingen voor docenten en studenten,
  • e-learning voor toekomstige docenten die informatie zoeken,
  • een low-end opnamestudio,
  • een dienstverleningsmodel om ook na 2015 videoproducties te stimuleren

Hieronder wordt ingezoomd op bovenstaande punten.

Verschillende soorten producties
Het door de VU (in samenwerking met andere universiteiten) ontwikkelde “rec:all”- model vormde de basis voor het project. Om de gewenste intensivering én activering van het onderwijs te realiseren is begin 2015 een multidisciplinair team van onderwijskundigen, onderwijsondersteuners en AVC-specialisten gestart met het project. Er zijn veel verschillende soorten producties gerealiseerd, waaronder: educatieve kennisclips, studentenclips, weblectures, animatieclips, screencasts, instructieclips en webinars. Het project was onderverdeeld in twee fasen. Aan het eind van elke fase is het (didactisch) effect gemeten door het VU Onderwijscentrum.

VU in het onderwijs

Voorbeeld van een filmpje over orale kinesiologie.

Didactisch herontwerp
De docenten die deelnamen aan het project hebben eerst samen met de onderwijskundigen en ondersteuners gekeken naar WAT hun vak nodig had. Niet elk probleem kan tenslotte worden opgelost met video. Nadat het vak was herontworpen, werd in samenwerking met de docent gestart met het opstellen van ‘scripts’. Vanaf dat moment haakte ook het audio-visueel-centrum aan. Vervolgens zijn de producties gepland, gerealiseerd en tenslotte geëvalueerd.

Mediatheek
Alle producties zijn opgenomen in een mediatheek. Deze mediatheek bevat niet enkel de clip zelf, maar alle relevante informatie van de oorspronkelijke reden, het script, de evaluatie en de leerervaringen. Deze mediatheek vormt een waardevol startpunt voor docenten die iets met video in het onderwijs willen doen.

E-learnings
Een grote groep docenten is getraind. De oorspronkelijke klassikale trainingen zijn binnen het project omgezet in e-learnings. Deze e-learnings zijn inmiddels overgedragen aan de organisatie die belast is met het organiseren van het “basis kwalificatie onderwijs”. Hierdoor is geborgd dat ook de komende jaren nieuwe docenten geschoold worden in didactisch gebruik van video.

Quick Studio
Eén van de geleerde lessen is dat naast grotere videoproducties er vooral ook behoefte is aan laagdrempelige video-mogelijkheden. Als spin-off van het project is binnen het audio-visueel-centrum een Quick Studio gerealiseerd. Deze studio kent een standaard-inrichting en -interactie. Docenten kunnen deze studio per uur huren tegen een zeer aangenaam tarief. Dit alles wordt begeleid door een operator.

Dienstverleningsmodel
Tenslotte is samen met de partners gewerkt aan een dienstverleningsmodel. Dit model zorgt ervoor dat voor alle betrokkenen (docenten, ondersteuners en medewerkers van het AVC) duidelijk is wat men van elkaar kan verwachten. Het dienstverleningsmodel kent verschillende serviceniveaus met verschillende prijzen.

Wat leerden we van dit project?
Het was een mooi project, dat we samen met docenten en ondersteuning hebben uitgevoerd. Het leverde enkele hele mooie videoproducties op die ook goed zijn geëvalueerd. Ervaring leert wel dat het lastig is de groep docenten te bereiken die baat zou hebben bij intensivering-onderwijs. Vaak meldden zich alleen de docenten die al goed op weg waren voor het project. Ook blijkt dat er een stevige investering nodig is, vooral in de tijd van de docenten. Tijd die er niet altijd is, gezien de vele andere prioriteiten.

Meer weten over dit project?
Fundatis was betrokken bij dit project. Wilt u er meer over weten, dan kunt u contact opnemen met Walter Groen. Hij is bereikbaar via telefoonnummer 06-34488848 of via de mail: walter.groen@fundatis.nl

naar boven

Voor u gelezen

Minimal Management

minimal management

Titel:         Minimal Management 
Auteur:     Paul Verburgt

Waarom wordt een boek eigenlijk geschreven? Om kennis over te dragen? Om een idee over te brengen? In het overbrengen van een idee (Minimal Management) is Paul Verburgt in elk geval goed geslaagd! Het boek zet veel gangbare ideeën over management op z’n kop. Hoe zou het zijn om Minimal Management in het onderwijs te gebruiken?

Geloof in volwassenheid van medewerkers
Paul Verburgt presenteert Minimal Management niet als  het zoveelste managementtrucje. Minimal Management heeft een principieel fundament: “Het onwrikbare geloof in de volwassenheid van de medewerkers van een organisatie”. Minimal Management vertaalt dat geloof vervolgens in het radicaal verminderen van de hoeveelheid management en staf. Maar bovenal: in de menselijke maat en het centraal stellen van volwassen gedrag van medewerkers.

Gelijke monniken gelijke kappen?
Verburgt schets in zijn boek eerst een beeld van de “beheersingsmachinerie” in de huidige manier van managen en besturen van organisaties. Hij begint met een voorbeeld van een vrouw die werd getroffen door een dubbele ramp: moeder had kanker, man lag op intensive care. Haar manager besluit dat ze vakantiedagen op moet nemen voor zorgtaken. Want: gelijke monniken gelijke kappen…. Verburgt laat zijn boosheid hierover duidelijk merken: wat een onzin dat je in zo’n situatie een regel toe gaat passen! Laat die vrouw zelf voorstellen hoe ze de situatie vorm wil geven! Ga uit van de volwassenheid van de medewerker.

Afrekenen en “bazenbargoens”
Verderop in het boek beschrijft Verburgt de groep van beroepsmanagers en informele managers zoals trekkers, coördinatoren, projectmanagementteams en programmateams. Daarnaast stelt hij vast dat staven groeien als kool. De kern van al dat management is volgens Verburgt, dat managers het gevoel hebben eigenaar te zijn van de medewerkers. En er is geen mooier woord om dat te illustreren dan het woord “afrekenen”. “Afrekenen is gewoon een dreigement! En het management maakt daar grif gebruik van”. Ook in het taalgebruik (“bazenbargoens”) komt dat subtiel terug. Een voorbeeld hiervan staat in een hilarisch lijstje: “Hoe denk je zelf dat het gaat?” = “Je bakt er niets van”.

Minimal Management kan overal
In de filosofie van Minimal Management is heel veel management niet nodig. Dat wil niet zeggen dat managers overbodig zijn. Bij  Minimal Management wordt een organisatie  geleid met een minimum aan management en regels en een maximale vrijheid en eigen verantwoordelijkheid van de medewerkers. En voor de duidelijkheid: dat kan zowel in een organisatie met professionals, als op de werkvloer van de koekjesfabriek. Verburgt claimt dat hierdoor:

  • de beheersingskosten dalen met 60-70%,
  • medewerkers minder tijd kwijt zijn met eindeloos praten over de regels en het vragen van duidelijkheid daarover,
  • het ziekteverzuim daalt.

Hoe Minimal Management in te voeren?
Over hoe Minimal Management in te voeren is Verburgt glashelder: zo radicaal mogelijk! Je kunt niet in één deel van de organisatie of bij een stuk van de taken uitgaan van de volwassenheid van de medewerker en bij een ander deel niet. Verder geeft de auteur een aantal praktische handreikingen aan de managers die Minimal Management willen toepassen.

Is het boek een aanrader?
Ik vond Minimal Management een heerlijk boek om te lezen. Er is wel een klein minpuntje. Er bestaat namelijk nog niet veel casuïstiek over deze aanpak. De vraag blijft dus: werkt het? Als je Minimal Management gaat toepassen is dat een grote sprong. Verburgt stelt simpelweg: Als je mensbeeld is: benader mensen vanuit volwassenheid, dan wil je Minimal Management. Ik weet niet zeker of deze redenering de top van grote onderwijsinstellingen of bedrijven meteen overtuigt. Daar zitten namelijk heel veel managers en controllers die de top vervolgens van het tegendeel zullen proberen te overtuigen. Maar ik word wel blij van het idee van een experiment. En waarom dit experiment niet uitproberen in een onderwijsinstelling?

Gegevens van dit boek:
Titel:         Minimal Management
Auteur:     Paul Verburgt
Uitgever:  Vakmedianet
ISBN:         9789462760561

naar boven