De versnellingsagenda voor onderwijsinnovatie, opgesteld door SURF, de VSNU en de vereniging Hogescholen, en gepresenteerd tijdens de SURF Onderwijsdagen in november vorig jaar, is vooral de presentatie van een ambitie. De ambitie om de innovatie aan te jagen en Nederland op de kaart te zetten als voorloper op het gebied van onderwijsinnovatie. Namens Fundatis vat ik de ambities samen en geef ik een reactie.

 

Echte versnelling realiseren

Een cynische lezer kan de versnellingsagenda gemakkelijk afdoen als een document dat vol staat met mooie woorden en ronkende ambities, maar dat weinig concreet ingaat op het hoe. Zo kijk ik er zeker niet tegenaan. Ik persoonlijk en wij als Fundatis onderschrijven de ambitie van instellingen in het hoger onderwijs om een tandje bij te zetten om daarmee een echte versnelling te realiseren. Kort gezegd: studenten leven digitaal en verwachten de mogelijkheden van ICT ook in het onderwijs te kunnen benutten. Hier niet op inspelen is gewoonweg geen optie. Fundatis voerde al veel projecten uit rondom thema’s uit de versnellingsagenda en blijft dit natuurlijk doen. In 2018 zullen we ook op andere manieren aandacht besteden aan onderwerpen uit de versnellingsagenda en daarmee een bescheiden bijdrage leveren aan het realiseren van de gestelde ambities.

Beide benen op de grond

versnellingsagenda

De versnellingsagenda zelf is geworteld in de belofte van ICT voor het onderwijs. Het erkent de kansen en de vele activiteiten die in dit kader ook al plaatsvinden en de soms forse investeringen die hiermee gepaard gaan. Tegelijkertijd blijven SURF, VSNU en de vereniging Hogescholen met beide benen op de grond staan en ontstaat nooit een hallelujastemming. Ze erkennen dat ambities van instellingen verschillen, er tempoverschillen bestaan en er is ook rekenschap gegeven van de moeite (en investeringen) die instellingen in het hoger onderwijs hebben gedaan zonder dat resultaten overweldigend te noemen zijn.

Drie thema’s

In de versnellingsagenda worden drie thema’s genoemd waarlangs gewerkt gaat worden. De eerste is de aansluiting met de arbeidsmarkt. Kortweg: welke digitale geletterdheid wordt verwacht, welke digitale weerbaarheid hebben studenten nodig rond ethische kwesties en welke voorbereiding moeten we docenten bieden. Het tweede thema is de flexibilisering van het onderwijs. Instellingen verschillen sterk over de definitie en invulling van dit begrip. In de versnellingsagenda wordt de flexibilisering gedefinieerd als; modularisering van curricula, micro-credentialing, afstandsonderwijs, online onderwijs en de vele mengvormen met face-to-face onderwijs. Het derde en laatste thema is het slimmer en beter leren met technologie.

Aangenaam praktisch vormgegeven

De versnellingsagenda wil een platform bieden waar in coalities innovatie kan plaatsvinden, samenwerking met techbedrijven wordt vormgegeven, kennis wordt gedeeld, onderzoek plaatsvindt en ook ‘good practices’ en ‘bad practices’ beschikbaar komen. Vooral de aanpak in de vorm van ‘doetanks’ valt op. De insteek is aangenaam praktisch vormgegeven maar lijkt al te sterk ingestoken op het Nederlandse speelveld en mist naar onze mening nog de samenwerking met internationale consortia zoals bijvoorbeeld IMS Global. Juist standaardisatie op het vlak van connectiviteit maar ook het toewerken naar 100% open leermateriaal en 100% open data is in de aard van het onderwerp vooral een thema dat een internationale aanpak verdient en niet nationaal kan worden opgelost.

Flexibilisering gekoppeld aan standaardisatie

Terecht wordt in de versnellingsagenda ook de koppeling gelegd met flexibilisering van het onderwijs. Ik vind vooral de alinea sterk waarin flexibilisering wordt gekoppeld aan standaardisatie. Om flexibel te worden moeten we standaardiseren. Deze schijnbare paradox betekent dat processen, kenmerken en protocollen gestandaardiseerd moeten worden alvorens flexibilisering echt mogelijk wordt. Interessant om te bedenken dat standaardisatie vaak gepaard gaat met een gevoel van inleveren. Het profijt van standaardiseren ligt vaak ergens anders of later in de tijd.

Landelijk SIS

Een van de standaardisaties waar wij als Fundatis over nadenken is de toekomst van het studenteninformatiesysteem en dan vooral op het gebied van de Inschrijfkant. Flexibilisering en de digitalisering van het onderwijs is wellicht het moment om ook de discussie over een landelijk studentinformatiesysteem voor de registratie van aanmeld- en inschrijfgegevens (op onderwijs) te heropenen. Zo’n landelijk SIS kan het voor studenten makkelijker maken onderwijs te volgen aan andere instellingen, life long learning ondersteunen, maar ook een aanjager zijn voor onderwerpen als micro-credentialing, onderwijscatalogus en het student gebonden portfolio.

Interne belemmeringen

Tenslotte; de innovatie wordt niet zozeer belemmerd door externe factoren als de stand van de techniek of zelfs de aanwezigheid van voldoende middelen, maar vooral door interne belemmeringen als de ruimte die professionals hebben en voelen om hun onderwijs te innoveren. Laagdrempelige (en goedkope) ondersteuning op didactiek, instructional design en eenvoudige video-mogelijkheden zijn nog geen vanzelfsprekendheid. Binnen het wetenschappelijk onderwijs speelt bovendien mee dat de dominantie van onderzoek nogal eens de aandacht afleidt van het onderwijs.

Meer informatie

Fundatis heeft veel ervaring met flexibilisering van het onderwijs. We weten hoe student-administratieve processen verbonden zijn met onderwijslogistiek en de (digitale) leeromgeving. We hebben ervaring met de organisatieverandering die nodig is om de innovatie teweeg te brengen, maar vooral ook om deze te verankeren in processen, gedrag en besturing. Wilt u eens verder praten of meer weten over deze onderwerpen? Neem dan contact op met Walter Groen, via walter.groen@fundatis.nl.

Download hier de: pdf