Toenemende flexibilisering heeft een grote invloed op vele aspecten van het Nederlandse hoger onderwijs. Over de invloed van flexibiliseren op het accreditatiestelsel sprak Fundatis in november al met Luut Kroes, Directeur Nederland van de NVAO. Naar aanleiding van dit gesprek vonden wij het interessant om deze thematiek ook vanuit het perspectief van de instellingen zelf te bekijken. Daarom spraken wij met Lucie te Lintelo van de Hogeschool van Amsterdam, die onder andere betrokken is bij een pilot instellingsaccreditatie van de NVAO.

 

Lucie is al twintig jaar in verschillende rollen betrokken bij de innovatie van het onderwijs van de HvA. Sinds 2016 is zij beleidsadviseur van de afdeling Onderwijs & Onderzoek. Zij richt zich hierbij op thema’s zoals flexibiliseren, personaliseren en een leven lang leren. De HvA is aanvoerder van de zone ‘Flexibilisering van het onderwijs’ van het Versnellingsplan, daarnaast doet de HvA mee aan de pilot ‘Instellingsaccreditatie met lichtere opleidingsaccreditatie’.

Toenemende flexibilisering

“In de visie van de HvA staat dat elke student welkom is, in elke fase van zijn leven en dat hij meer regie krijgt op zijn studiepad. Dit betekent dat studenten actief betrokken worden bij het onderwijs en een stem hebben in wat, hoe, wanneer, waar en in welk tempo zij leren. Dit doen we door het bieden van meer keuzemogelijkheden én door studenten goed te begeleiden bij het maken van keuzes’.  Zo vat Lucie de visie van de HvA op flexibilisering samen. Ze vervolgt: “Flexibel onderwijs is er niet alleen voor de student die floreert bij autonomie en eigen inbreng. Structuur en ondersteuning blijven ook in flexibel onderwijs van belang, maar wel anders vormgegeven dan nu, bijvoorbeeld door het bieden van voorkeursroutes en een overzichtelijk gelabeld module-aanbod. Flexibel onderwijs betekent niet dat de student alles zelf moet uitvinden, het is geen ‘u vraagt, wij draaien’ aanpak.”

Deze aanpak zal de organisatie uiteraard stevig beïnvloeden. Zo zou er anders gekeken moeten worden naar het ontwerp van het curriculum en de manier waarop het wordt aangeboden. Als je studenten meer eigenaarschap wilt geven ten aanzien van de vakken die ze volgen en hoe ze dat doen, zullen ze ook beter inzicht moeten krijgen in de mogelijkheden die zij hebben. “Een student moet wel weten dat er routes mogelijk zijn die de bestaande opleidingen overstijgen, die goed aansluiten op nieuwe ontwikkelingen in het werkveld”. Studentbegeleiders zullen steeds meer gericht zijn op het helpen van studenten bij het uitstippelen van een route die het beste bij hun dromen en ambities past.

De grenzen van klassieke opleidingen zullen hierdoor vervagen. “Er zijn beroepen die je met een combinatie van vakken uit verschillende opleidingen kunt bereiken”, vertelt Lucie. Maar, zegt ze ook:  “uiteindelijk moet een student toch in een CROHO-opleiding (Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs) afstuderen, dus we moeten gaandeweg nog veel uitvinden”.

Accrediteren van opleidingen

Veel processen en instituten die de kwaliteit van opleidingen in het hoger onderwijs moeten waarborgen, zoals het huidige accreditatiestelsel vanuit de NVAO, gaan uit van een systeem van op zichzelf staande opleidingen. Door toenemende flexibilisering, komt dit stelsel echter steeds meer onder druk te staan. Op die manier kan de kwaliteit van opleidingen gewaarborgd worden, zonder dat de (traditionele) accreditatiemethode de toenemende flexibilisering beperkt.

In het huidige accreditatiestelsel, zo vertelt Lucie ons, kun je er als instelling voor kiezen om alle opleidingen op elf standaarden te laten toetsen. Het alternatief is ITK: de instellingstoets kwaliteitszorg. Hierbij wordt de instelling als geheel beoordeeld. Een opleiding hoeft zich dan niet meer apart te verantwoorden op het systeem van kwaliteitsborging , want dat is al in de instellingstoets meegenomen. De opleidingen leggen dan verantwoording af over de vier opleidingsspecifieke standaarden zoals die in de standaard accreditatie ook al worden gehanteerd: de beoogde leerresultaten, de leeromgeving, de toetsing en de gerealiseerde leerresultaten.

De HvA mag bovendien meedoen aan een experiment van het ministerie van OCW, de ‘pilot Instellingsaccreditatie met lichtere opleidings-accreditatie’.  Bij die pilot worden de  opleidingen op twee standaarden getoetst: de beoogde en gerealiseerde leerresultaten. Door de focus op de uitkomsten is er iets meer ruimte voor flexibele leerroutes.

Interne kwaliteitszorg

Naast de accreditaties van de NVAO, houden opleidingen van de HvA eens in de zes jaar midtermreviews. Opleidingen nemen hierin steeds meer zelf de regie om open en eerlijk over de stand van zaken te praten en geven bij het auditteam aan waarop zij graag feedback willen om het onderwijs te kunnen verbeteren. Ook de vorm bepalen ze zelf. Zo heeft AMFI, de mode-opleiding van de HvA, haar kritische zelfevaluatie t.b.v. de audit als magazine gepubliceerd.

Overigens staat in de nieuwe wet ‘Accreditatie op maat’ onder andere dat de instelling op vertrouwen moet kunnen rekenen van de overheid als  zij heeft laten zien dat de interne kwaliteitszorg op orde is en er sprake is van een kwaliteitscultuur, gericht op continue verbetering. Lucie: “In het kwaliteitsbeleid van de HvA benadrukken we dat vertrouwen, professionele ruimte en eigenaarschap in teams belangrijke uitgangspunten zijn. Reflecteren, leren en monitoren zijn hierin belangrijke instrumenten.

Accreditatie en flexibiliteit

Er zijn verschillende vormen van accreditatie, maar zegt Lucie: “Geen van de huidige vormen van accreditatie stimuleren flexibilisering van het onderwijs. De opleiding blijft een belangrijk object van beoordeling.” Zo wordt er bij de huidige opleidingsaccreditaties bijvoorbeeld nog veel nadruk gelegd op het bieden van een samenhangend programma. “Dat wordt meestal ingevuld alsof er één programma mogelijk is, dat voor iedere student hetzelfde is. Gezien de dynamiek in het beroepenveld kun je je afvragen of een vast opleidingsprogramma een effectieve manier is om de veranderende arbeidsmarkt goed te bedienen.”

Bovendien spelen veel nieuwe ontwikkelingen zich af op de scheidslijnen van bestaande opleidingen, Lucie vindt dan ook dat een samenhangend programma bekeken zou moeten worden vanuit de student, in relatie tot zijn loopbaanambities.  Om een diploma te halen zouden verschillende programma’s relevant kunnen zijn, waarbij de student onderdelen binnen en buiten de opleiding zou kunnen doen. “Ik hoop dat door deelname aan de pilot opleidingen hierin wel meer ruimte ervaren; ze kunnen peers kiezen die ook bezig zijn een flexibele inrichting van de leeromgeving. Dan is er meer begrip en de waarde van uitwisselen van ervaringen wordt dan groter.”

Flexibilisering stimuleren met accreditering

Hoe ziet een accreditatiestelsel er dan uit dat flexibilisering stimuleert? “Zowel vanuit flexibiliteit als vanuit eigenaarschap zie ik liever een systeem van instellingsaccreditatie, zonder dat er nog sprake is van aparte opleidingsaccreditaties, waarbij de beoordeling op programmaniveau niet per sé over een opleiding gaat”, zegt Lucie. In Europa blijken er overigens steeds meer landen die een verschuiving maken naar een instellingsaccreditatie, dit is onder andere gebeurd in Vlaanderen, Denemarken en Noorwegen“. Bij een instellingsaccreditatie zal er dan meer gekeken moeten worden in hoeverre visie en beleid van een instelling daadwerkelijk geëffectueerd worden.” Dit zou volgens Lucie kunnen dienen als stimulans: “Als de instelling beleid heeft op flexibilisering en persoonlijke leerroutes dan moet de instelling dat ook kunnen verantwoorden door te laten zien hoe dat doorwerkt in het onderwijs. Je kan dan laten zien dat leerroutes van studenten niet noodzakelijkerwijs 1-op-1 samen vallen met het aanbod van één opleiding. En dan moet je als instelling aantonen hoe je de kwaliteit van allerlei routes en multidisciplinaire programma’s borgt, i.p.v. de kwaliteit van één opleidingsaanbod.”

Download hier de: pdf