De kranten staan er vol mee. Nu de crisis achter de rug is en orderboeken in de bouw en restauratie weer volstromen, is er een tekort ontstaan aan geschoold personeel. Het tekort zal de komende jaren nog verergeren omdat er sprake is van vergrijzing. Een hele generatie restauratievaklieden gaat de komende jaren met pensioen. De stichting Nationaal Centrum Erfgoedopleidingen (NCE) werkt aan het behoud van het benodigde vakmanschap om ons erfgoed veilig te stellen. Dat dit belangrijk is, vindt ook minister van OC&W, Ingrid van Engelshoven. Zij trekt 325 miljoen euro uit voor de instandhouding van erfgoed en monumenten. Twee miljoen daarvan is bestemd voor het NCE voor de ontwikkeling van erfgoedopleidingen.

 

richard westhof

Richard Westhof, een goede relatie van Fundatis, is als adviseur betrokken bij het ontwikkelen van de ontbrekende schakels in de restauratieopleidingen. We spraken met hem over ontwikkelingen binnen deze branche en de manier waarop het ‘Nationaal Centrum Erfgoedopleidingen (NCE)’ zich inzet om schaarse kennis te behouden.

 

Precies op tijd

Het NCE is een nieuwe organisatie. Deze is officieel gestart in januari 2017 en opgericht om de toekomst van het erfgoedonderwijs veilig te stellen. De crisis in de bouw leidde tot een flinke daling in het animo voor erfgoedopleidingen. Bedrijven namen minder mensen aan en stelden opleidingen voor bestaand personeel uit. Door de lagere instroom zijn veel opleidingen verdwenen en is het aanbod sterk verschraald. Daarnaast besloot de minister dat vaklieden niet twee keer een opleiding op hetzelfde mbo-niveau mochten doen; dus niet bijvoorbeeld eerst niveau 3 Timmeren en daarna niveau 3 Restauratie. Ook dat leidde tot een (verdere) veralgemenisering van de opleidingen. Verder was de kwaliteit van de opleidingen laag: docenten doceerde de opleiding Restauratie ‘erbij’.

Al in 2014 sloegen veertien brancheorganisaties de handen ineen en werd een eerste subsidie van 800.000 euro verkregen om opleidingen voor restauratietimmerlieden, -metselaars en -voegers te behouden. Omdat erfgoed een niche is in de bouwsector en er op landelijk niveau dus weinig studenten zijn, bleek het verkrijgen van een subsidie niet eenvoudig. NCE liep er tegenaan dat zij een nationale insteek koos en subsidies vaak regionaal worden gegeven. Maar het ministerie van OC&W koos gelukkig ook toen al voor ondersteuning van (de voorloper) van NCE en dus ook van de sector.

De in augustus 2018 verkregen twee miljoen euro vanuit OCW zorgen voor de volgende en zeer belangrijke stap in het behoud van erfgoedonderwijs. Het NCE kan met deze middelen de missende schakels in het erfgoedonderwijs ontwikkelen. Daarnaast betekent dit dat NCE bevestiging heeft gekregen voor haar visie en ingezette koers. Met het ontwikkelen van de eerste drie opleidingen is een platform en een methodiek opgezet waarlangs volgende opleidingen gestructureerd kunnen worden ontwikkeld en geborgd voor de toekomst.

Verbreden van het aanbod

Het NCE biedt op dit moment een aantal opleidingen aan, zoals Restauratie Timmeren, Metselen en Voegen. Deelnemers hebben de keuze de opleiding te volgen als mbo-opleiding of als zogenaamde brancheopleiding. Deze laatste variant heeft dezelfde opbouw als de mbo-opleiding – met een basis- en een profieldeel – maar zonder een keuzedeel en de generieke vakken Nederlands, Engels en Wiskunde. NCE heeft namelijk gemerkt dat er veel behoefte is aan de branchevariant. Deze is specifieker, korter en goedkoper. De komende jaren zal zij haar portfolio gestaag uitbreiden met acht nieuwe opleidingen. Denk hierbij aan erfgoedopleidingen op het vlak van schilderen en leidekken maar ook aan opleidingen voor het restaureren van meubilair en voor de restauratie van ‘groen’ (hoveniers). Zo behelst het portfolio van NCE uiteindelijk veertien opleidingen op het gebied van onroerend, roerend en groen erfgoed.

De erfgoedopleidingen zijn bedoeld voor mensen die zich verder willen specialiseren in hun restauratieve ambacht. De kwaliteit van lesstof en docenten staan bij NCE hoog in het vaandel. De NCE-docenten zijn zeer ervaren en hebben hun sporen verdiend binnen de erfgoedbranche. Mbo’s kunnen alleen een opleiding in stand houden als er door de jaren heen voldoende animo voor is. De brancheopleidingen van het NCE bieden meer flexibiliteit ten opzichte van reguliere onderwijs. Het aanbod is vraaggericht en de versnipperde vraag vanuit het hele land wordt gebundeld. Wat opvalt, is dat het NCE nauw samenwerkt met personen en (branche)organisaties uit de restauratie- en bouwsector, met mbo-instellingen en met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De kwaliteit van de opleidingen wordt geborgd door aan te sluiten bij zogenaamde URL’s (uitvoeringsrichtlijnen) die voor de hele sector worden opgesteld en – waar vereist – worden examens ook gevalideerd. Verder werkt NCE met een zogenaamd Restauratieportfolio, waarin de individuele vakman/-vrouw zijn/haar vakmanschap kan vastleggen en aantonen. Hiernaast wil NCE zich in het komende jaar aansluiten bij de Nederlandse Raad voor Training en Opleiding (NRTO): dé brancheorganisatie voor (deels) privaat gefinancierde opleidingsinstellingen. Het NRTO werkt met een keurmerk waarbij audits van deelnemers door een onafhankelijke organisatie worden uitgevoerd.

Verhogen van de vraagstudenten

Om het Nederlands cultureel erfgoed voor de toekomst te behouden en te beheren zijn professionals nodig, die goed zijn opgeleid en beschikken over traditionele en innovatieve vakkennis en -vaardigheden. Jonge mensen zullen moeten worden verleid om te kiezen voor dit vakmanschap. Het is helaas niet altijd duidelijk wat precies de kansen op een mooie loopbaan in het erfgoedambacht zijn. Om het tij gunstig te beïnvloeden wordt gewerkt aan activiteiten om leerlingen van de basis- en middelbare scholen in contact te brengen met erfgoed en de interessante beroepen in de erfgoed- c.q. restauratiebranche.

Bredere toepasbaarheid van specialisatie van opleidingen

Hoewel over de breedte de studentenaantallen in het hoger onderwijs nog altijd toenemen zijn er ook in het hoger onderwijs niche studies die we maatschappelijk belangrijk vinden, maar waarvoor de interesse afneemt. Een voorbeeld dat ook regelmatig in het nieuws komt is de taalstudie Duits. Aankomende studenten kiezen te weinig voor deze studie om op verantwoorde wijze een zelfstandige opleiding ‘Duitse taal en cultuur’ op elke taalfaculteit te kunnen blijven aanbieden. De oplossing is dan niet het uitkleden van het aanbod of het afschalen van de ondersteuning. De kwaliteitsrisico’s nemen hierdoor alleen maar toe. Een andere optie – het samenvoegen van opleidingen tot brede taal- en cultuurbachelors – werkt niet en misschien zelfs averechts. Wat wel een oplossing is, is het uitruilen van kleinere opleidingen tussen instellingen onderling. Een universitaire studie Duits hoeft misschien niet per se op zes plekken in Nederland gevolgd te kunnen worden. Een interessante gedachte is of, naar analogie van het NCE, bijvoorbeeld een ‘Nationaal Centrum Taalopleidingen’ hier een rol in zou kunnen spelen. Zij zouden kunnen helpen bij het borgen van de kwaliteit en het coördineren van het aanbod. Op zichzelf waarschijnlijk geen heel vernieuwende gedachten, maar hier is het NCE wel een inspiratiebron om na te denken over het organiseren van opleidingen in situaties van krimp. Nadenken over andere organisatie- en financieringsvormen kan dan tot interessante oplossingen leiden met vaak ook een duurzamere toekomst voor een opleiding.

Download hier de: pdf